Saté
12 november. Zondag. Gisteravond was het tot laat gezellig bij ons om de hoek. Vandaag vroeg weer op om een gepast cadeau te kopen voor Uji’s moeder; een mand met fruit schijnt het dan altijd goed te doen. Onderweg naar een fruitkraam kom je van alles tegen en om 11 uur gaan we op weg naar een dorp net buiten het centrum van Jogja. Waar in 2006 geen huis meer overeind stond is het nu al weer jaren een levendige gemeenschap van zo’n 1.200 inwoners, verdeeld over vijf wijken, waar iedereen elkaar kent en helpt. Onderweg terug stoppen we bij Pak Pong, die jaren geleden begon met een klein kraampje langs de weg waar hij al kipassend zijn saté kambing verkocht. Nu bezit hij een aantal grote eetzalen waar de geur van saté op houtskool je al van verre verwelkomt. Als we terug rijden naar de stad realiseer ik me dat de Indonesische taal, het Bahasa, in de eigen ontwikkeling veel gemist heeft door de aanwezigheid van de Nederlandse koloniale overheersers. Moderne ontwikkelingen, of zaken die in Indonesië gewoon niet bestonden, kregen in het Bahasa een Neerlandisme. Een uitlaat werd een “knalpot”, doorsmeren “doorsmer”, een apotheker wordt aangeduid met “apotek”. “Kuas” is een kwast en ga zo maar door.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}